- Een gemeente: ‘De vraag welke u ons voorlegt, vergt nog enige behandeltijd'.
- Een helpdesk: ‘Het probleem welke u beschrijft is niet bij Tiscali bekend.'
- Een buurtcomité: ‘Ons voorstel is om het plan welke gepresenteerd is tijdens de commissievergadering terzijde te schuiven.'
Wat valt op aan de voorafgaande citaten? De schrijvers hebben een rare voorkeur gemeen. Een voorkeur voor het betrekkelijk voornaamwoord welke. De vraag welke, het probleem welke, het plan welke. Dat welke zo regelmatig en in zulke uiteenlopende omgevingen opduikt is opvallend, want al jarenlang wordt het door ongeveer alle taaldviesboeken afgekeurd als ambtelijk en ouderwets. ‘In ambtelijke stukken en zelfs in kranteartikelen wordt het zo kwistig en zo nodeloos gebruikt, dat de verdenking van gewichtigdoenerij in ons opkomt', zo voedde het kritische Verzorgd Nederlands al in de jaren zestig de taalkundestudent op.
Bovendien vinden de taaladviesboeken veel welkes ook nog eens grammaticaal fout: welke mag je alleen gebruiken na een de-woord (de kwestie welke), maar niet na een het-woord (het probleem/plan/voorstel welke).
Alle welkes hierboven kun je zó vervangen door doodsimpele, neutrale, niks-mee-aan-de-hand-alternatieven: die en dat. En toch zijn er genoeg taalgebruikers te vinden die om een of andere reden de voorkeur geven aan welke, en die kennelijk in zalige onwetendheid leven van stempels als ‘ouderwets' of ‘krom'.
De roots van welke
Welke is deftigdoenerij die in de Renaissance in het Nederlands werd geïntroduceerd, schrijft Nicoline van der Sijs. Oorspronkelijk was het een vraagwoord, net als wie en wat. Onder invloed van het Frans (lequel) of Latijn (quod) begonnen we in het Nederlands dat vraagwoord ook als betrekkelijk voornaamwoord te gebruiken, als alternatief voor die. Sindsdien heeft welke stellige voor- en tegenstanders. Al in de zeventiende eeuw werd het door de ene taalkundige ‘zeer bevallig' genoemd en door de ander gezien als hoogdravend en deftig. Tegenwoordig is dat laatste de gangbare opinie: ‘Slecht ambtelijk proza wordt nog steeds gekenmerkt door een voorliefde voor welk(e)', volgens Van der Sijs.
Maar die ambtelijke voorkeur verklaart lang niet alle welkes. Dat helpdeskmedewerkers, consultants en en buurtcomités ervoor kiezen, moet voortkomen uit een andere motivatie dan de behoefte om zich - zoals het klassieke beeld van de overheidsschrijver wil - ouderwets-plechtig uit te drukken. Blijkbaar voorziet welke in een behoefte waar die en dat niet in voorzien.
Waarom welke?
Misschien is de voorliefde voor welke wel te verklaren doordat het woord een keuzeprobleem oplost. Als je als helpdeskmedewerker niet helemaal zeker weet hoe het zit (het probleem die/dat u beschrijft?), dan is welke een prachtig passe-partout. Het hele gedoe met woordgeslachten (het-woorden, de-woorden) en bijbehorende voornaamwoorden kun je negeren. Het probleem/de vraag/het plan welke: altijd goed.
Misschien speelt ook het dat/wat-probleem wel mee: in de keuze tussen dat en wat is die laatste al jaren aan de winnende hand. Overal hoor en lees je het probleem wat hier speelt, het plan wat de commissie voorstelt. Zouden sommige schrijvers welke zien als de keurige schrijftaalvariant van wat? Je zegt het probleem wat, maar je schrijft het probleem welke.
Voor zulke welke-schrijvers gaat het helemaal niet meer om een bewuste keuze voor een deftige variant van die. Voor hen is het gewoon het enige woord dat/wat/welke hier past. Maar op de kritische lezer maakt dat welke onveranderd een muffe indruk. Een woord uit een ondergestoft register, herontdekt door schrijvers die zelf vinden dat ze zich uitdrukken in keurig zakelijk Nederlands. Een woord dat even goed in elke moderne context past als een scheef geknoopt vlinderstrikje boven een T-shirt.
Verzorgd Nederlands. H.M. Hermkens, Malmberg, 1965.
Taal als mensenwerk, De geschiedenis van het ABN. Nicoline van der Sijs, Sdu, 2006.
Dit artikel van Eric Tiggeler is eerder verschenen in Tekstblad 4 van 2007.